Hoge Raad schept duidelijkheid over waarschuwingsplicht bij kostenverhogende omstandigheden

Jacob Henriquez en Luna Snelders schreven voor het tijdschrift Bouwrecht (BR 2022/73) een annotatie bij de uitspraak van de Hoge Raad van 1 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:989). De Hoge Raad heeft met deze uitspraak duidelijkheid gegeven over de vraag of het voor toepassing van de tenzij-bepaling van art. 7:755 BW vereist is dat de opdrachtgever inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de concreet te verwachten meerkosten.

Met dit arrest wijkt de Hoge Raad af van de lijn in de jurisprudentie die is ingezet met een arrest van het hof Leeuwarden in 2012, waarin nadere eisen werden gesteld aan de waarschuwingsplicht van de aannemer. In dit arrest heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat het voor de toepassing van de tenzij-bepaling van art. 7:755 BW niet tevens is vereist dat de opdrachtgever inzicht heeft gekregen in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten. Het is aan de opdrachtgever om zich, nadat hij tijdig door de aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging (of indien hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen) desgewenst te verstaan met de aannemer omtrent de omvang van de prijsverhoging en vervolgens te beslissen of hij de gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wil opdragen. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de opdrachtgever aan de aannemer een redelijke prijs als bedoeld in art. 7:752 BW is verschuldigd indien het bedrag van de prijsverhoging niet is bepaald of daarvoor slechts een richtprijs is vastgesteld.

Lees de volledige annotatie hier.