https://ploum.nl/uploads/Artikelen_en_Track_Records_en_expertise/Douane_en_Logistiek/Douanerecht.jpg

Artikel 124, lid 6 DWU: wanneer is er sprake van ‘bedrog’ in het douanerecht?

27 feb '25

Auteur(s): Jikke Biermasz, Arjan Wolkers en Irene Stassen

In dit artikel besteden wij aandacht aan de uitleg van het begrip ‘bedrog’ in de zin van artikel 124, lid 6 Douanewetboek van de Unie (DWU). In onze douanepraktijk behandelen wij meerdere zaken waarin cliënten een mededeling douaneschuld vanwege niet-naleving hebben ontvangen. De goederen hebben echter de EU verlaten zonder te zijn gebruikt of verbruikt. De Douane wijst dan echter het beroep op tenietgaan van de douaneschuld af omdat ze stelt dat sprake is van bedrog in de zin van artikel 124, lid 6 DWU.

Het valt op dat de Douane het begrip ‘bedrog’ nogal ruim uitlegt en niet beperkt tot gevallen van fraude. De Douane stelt bijvoorbeeld als een bepaalde handeling meermaals is voorgekomen dat sprake is van ‘bedrog’. Want, zo redeneert zij, herhaalde onzorgvuldigheid zou ook ‘bedrog’ opleveren. Dat lijkt ons niet terecht. Repeterende situaties van onregelmatigheden komen in de douanepraktijk regelmatig voor. Immers moeten dezelfde handelingen vaak meermaals worden verricht, zoals de plaatsing van dezelfde goederenstromen onder de regeling douane-entrepot. Dat meermaals dezelfde onregelmatigheid plaatsvindt terwijl de betrokkene te goeder trouw handelt, levert wat ons betreft nog geen ‘bedrog’ op. Dat zou pas het geval kunnen zijn als de Douane heeft gewaarschuwd en de betrokkene vervolgens doorgaat met de handeling die resulteert in een douaneschuld door niet-naleving. Wij vinden dat de Douane het begrip ‘bedrog’ veel te ruim uitlegt.

Tenietgaan van een douaneschuld door niet-naleving

Heeft u binnen uw bedrijfsvoering te maken met invoer? Als u douanerechtelijke verplichtingen of voorwaarden niet naleeft, dan kan er een douaneschuld bij invoer ontstaan met betrekking tot aan invoerrechten onderworpen goederen. Dit bepaalt artikel 79 DWU dat ziet op het ontstaan van een douaneschuld door niet-naleving. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat niet-Uniegoederen worden onttrokken aan douanetoezicht. Ook kan er een douaneschuld ontstaan als een voorwaarde voor de plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling of de toekenning van een vrijstelling of een verlaagd invoerrecht niet is nageleefd.

Douaneschulden die zijn ontstaan door niet-naleving kunnen onder bepaalde omstandigheden weer tenietgaan. Dit regelt artikel 124 DWU. Verlaten de goederen bijvoorbeeld ongebruikt of niet verbruikt het douanegebied van de Europese Unie? Dan gaat de door de Douane opgelegde douaneschuld teniet (artikel 124, lid 1, letter k) DWU).

Echter, wanneer de douaneschuldenaar in kwestie bedrog heeft gepleegd of heeft getracht bedrog te plegen, dan regelt artikel 124, lid 6 DWU dat de douaneschuld ten aanzien van die persoon toch níet komt te vervallen. De schuld zal in dat geval dus alsnog moeten worden betaald. Maar wanneer is er eigenlijk sprake van (een poging tot) ‘bedrog’?

EU douanewetgeving

Het douanerecht is voor een belangrijk deel gebaseerd op Europese verordeningen. Daarbij vormt het Douanewetboek van de Unie (DWU) de basis voor de douanewetgeving.[1] In deze door de Raad van de Europese Unie vastgestelde verordening zijn de uitgangspunten, basisbepalingen en hoofdlijnen van de douanewetgeving te vinden. Het DWU is sinds 1 mei 2016 van kracht en verving daarmee het daarvoor geldende Communautair Douanewetboek (CDW).[2]

Hoe moet bedrog ex. artikel 124 lid 6 DWU worden uitgelegd?

De stand van de Europese en Nederlandse rechtspraak

Tot op heden (eind 2024) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘het HvJ’) nog geen uitspraak gedaan over het begrip ‘bedrog’ als bedoeld in artikel 124 lid 6 DWU. Omdat het douanerecht hoofdzakelijk Europees recht is, wordt voor de uitleg van douanerechtelijke begrippen altijd primair gekeken naar de uitleg van de Europese rechter.

Tot nu toe bestaat er één rechterlijke uitspraak waarbij een Nederlandse rechter ‘bedrog’ heeft geïnterpreteerd. Zo heeft de douanekamer van de rechtbank Noord-Holland beslist dat het bij bedrog gaat om bewust verwijtbaar handelen; er is opzet (lees: een intentie) geweest om iets te doen dat tegen de douanewet- en regelgeving indruist. Er wordt overigens géén bedrog gepleegd als de Douane de (rechts)persoon in kwestie erop heeft gewezen dat zij, bijvoorbeeld, buiten haar vergunning douaneactiviteiten verricht en zij vervolgens doorgaat met deze activiteiten.[3] In de Nederlandse rechtspraak wordt bedrog dus relatief eng geïnterpreteerd; uit omstandigheden moet echt blijken dat er een bedoeling is geweest om de Douane te misleiden.

Handboek Douanerecht

Ook uit het boekwerk Douanerecht van Van Vliet blijkt dat de Douane goed beslagen ten ijs moet komen om hard te kunnen maken dat er bedrog zou zijn gepleegd. Zo zou bedrog ‘het opzettelijk wekken van onjuiste voorstellingen’ inhouden, waarbij de persoon in kwestie de intentie heeft om de ander ‘op het verkeerde been te zetten, te misleiden’.[4] Een enkele onzorgvuldigheid zou dus onvoldoende zijn om te kunnen spreken van (een poging tot) bedrog.

Guidance on Repayment en Remission rapport

Het door de Europese Commissie uitgegeven Guidance on Repayment and Remission rapport lijkt uit te gaan van een wat ruimere uitleg dan de bestaande Nederlandse rechtspraak en het hiervoor aangehaalde boekwerk Douanerecht. In dit rapport staat namelijk dat het bij bedrog niet alleen kan gaan om een opzettelijke, voorbedachte handeling waarbij er sprake is van kennis en opzet, maar dat er ook sprake kan zijn van bedrog bij herhaaldelijk gedrag waarbij regels worden  genegeerd die bekend waren of bekend hadden moeten zijn (op basis van de ervaring van de operator of de duidelijkheid van de wetgeving). In ieder geval moet bedrog worden beoordeeld aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden. Daarbij kan het gaan, maar dat hoeft niet altijd, om gedragingen die aanleiding geven tot strafrechtelijke vervolging.[5]

De considerans van het DWU

In de considerans van het DWU wordt ‘bedrog’ ex. artikel 124 lid 6 DWU niet expliciet toegelicht, maar wel wordt verduidelijkt hoe gedrag dat resulteert in een douaneschuld door niet-naleving van douanewetgeving moeten worden uitgelegd. Zo staat in overweging 38 van de considerans dat rekening moet worden gehouden met ‘de goede trouw van de betrokkene wanneer door niet-naleving van de douanewetgeving een douaneschuld is ontstaan, en de gevolgen van onzorgvuldigheid van de schuldenaar zoveel mogelijk te beperken.’ Aldus volgt hieruit dat iemand onzorgvuldig kan handelen, maar nog steeds te goeder trouw kan zijn. Het is in ieder geval duidelijk dat het de bedoeling van de EU-wetgever is geweest de gevolgen van een onzorgvuldigheid van een marktdeelnemer die te goeder trouw heeft gehandeld, zo veel mogelijk te beperken.

Met overweging 38 van de considerans van het DWU in het achterhoofd ligt het in ieder geval niet voor de hand om ‘bedrog’ ex. artikel 124 lid 6 DWU ruim uit te leggen; niet iedere onzorgvuldigheid kan worden aangemerkt als (een poging tot) bedrog. Het is nog altijd van belang om uit te gaan van de goede trouw van de betrokkene.

Uiteindelijk zal het aan het aan de rechter, met name de Europese rechter, zijn om meer duidelijkheid te scheppen omtrent de uitleg van het begrip ‘bedrog’.

Douanepraktijk Ploum

De regelgeving op het gebied van het douanerecht is complex. Per geval zal moeten worden beoordeeld of er sprake is van bedrog. Procederen op dit gebied is een vak apart. De praktijkgroep Douane, Handel en Logistiek van Ploum heeft ruime ervaring met het voeren van procedures op het terrein van het douanerecht. Heeft u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen, neem dan gerust contact op met Jikke Biermasz (j.biermasz@ploum.nl) of Arjan Wolkers (a.wolkers@ploum.nl).

 


[1] Vo. (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.

[2] Vo. (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

[3] Rb Noord-Holland 7 december 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:12668, r.o. 20.

[4] D.G. van Vliet, Douanerecht (Fiscale Monografieën, nr. 90), Deventer: Wolters Kluwer 2019, p. 200-201.

[5] Europese Commissie, Guidance on Repayment and Remission rapport, p. 51-52.

Contact

Advocaat, Partner

Jikke Biermasz

Expertises:  Douanerecht, Transportrecht, Verzekerings- en Aansprakelijkheidsrecht, Voedsel- en Warenpraktijk, Haven en Douane, Food, Transport en Logistiek, Douane en Internationale Handel, Internationale Sancties en Exportcontrole , E-commerce,

Senior medewerker

Arjan Wolkers

Expertises:  Douanerecht, Haven en Douane, Transport en Logistiek, Douane en Internationale Handel,

Advocaat

Irene Stassen

Expertises:  Verzekerings- en Aansprakelijkheidsrecht, Transportrecht, Douanerecht, Haven en Douane, Transport en Logistiek, Douane en Internationale Handel,

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte

Klik op het plusje en schrijf je in voor updates over dit onderwerp.