Kwartaalupdate bestuurders- en beroepsaansprakelijkheid Q4 2020

We laten 2020 achter ons en hopen op een beter 2021. Voor wij 2021 daadwerkelijk instappen, blikken we nog éénmaal terug. Wij hebben weer een kwartaalupdate samengesteld van de in het laatste kwartaal 2020 gepubliceerde uitspraken op het gebied van beroeps- en bestuurdersaansprakelijkheid. 
 
In de kwartaalupdate beroepsaansprakelijkheid – dit keer geschreven door Thomas Munnik, Vincent Terlouw en Annerieke Meerkerk - wordt onder meer ingegaan op een arrest van de Hoge Raad waarin de vraag centraal staat op welk moment sprake is van voldoende zekerheid dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon, waardoor de verjaringstermijn van de vordering is aangevangen. De Hoge Raad schetst in dit arrest omstandigheden, die voor de beantwoording van deze vraag van belang kunnen zijn. Verder een arrest van de Hoge Raad over de aansprakelijkheid van een notaris, die heeft verzuimd om huwelijkse voorwaarden in te schrijven in het huwelijksgoederenregister. Ook hierin staat de aanvang van de verjaringstermijn centraal. Daarnaast wordt nog ingegaan op een uitspraak van het Hof Den Haag, waaruit volgt dat het van belang is dat een advocaat niet alleen scherp moet blijven op termijnen, maar ook op de (ongevraagde) advisering over de proceskansen en risico’s in verband met de keuzes (en hun gevolgen) die gemaakt moeten worden bij het instellen van vorderingen. 

In de kwartaalupdate bestuurdersaansprakelijkheid schrijven wij ook over een tweetal uitspraken over het ontzenuwen van het bewijsvermoeden van artikel 2:248 BW bij schending van de deponeringsplicht en/of administratieplicht. Je krijgt ook meer informatie over een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met een heldere uiteenzetting wanneer er wel (en wanneer er niet) sprake is van een onbelangrijk verzuim bij schending van de deponeringsplicht.

Kwartaalupdate beroepsaansprakelijkheid

Kwartaalupdate bestuurdersaansprakelijkheid