https://ploum.nl/uploads/Artikelen_en_Track_Records_en_expertise/Douane_en_Logistiek/truck-2755172_1920.jpg

Het Palmstråle-arrest: btw-vrijstelling bij wederinvoer en de rol van formele douane-verplichtingen

18 aug '25

Auteur(s): Jikke Biermasz

Op 12 juni 2025 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een belangrijk arrest gewezen in de zaak C-125/24 (Palmstråle). De zaak draaide om de vraag of een ondernemer bij de wederinvoer van goederen in de EU aanspraak kan maken op btw-vrijstelling, ook wanneer bepaalde formele douaneverplichtingen niet zijn nagekomen. De uitspraak is van belang voor bedrijven die internationaal goederen verplaatsten. Jikke Biermasz bespreekt het arrest en de praktische implicaties.

Kern van de zaak

De Zweedse ondernemer AA vervoerde twee paarden naar Noorwegen voor deelname aan wedstrijden. Bij terugkeer naar Zweden (en dus de EU) reed AA de grens over zonder de dieren bij de douane aan te brengen of een aangifte voor het vrije verkeer te doen. Bij een controle stelde de Zweedse douane vast dat er geen invoerrechten verschuldigd waren (het betrof immers terugkerende goederen), maar wel dat btw moest worden betaald: ruim 41.000 Zweedse kronen (ca. € 3.750). De douaneautoriteit stelde dat voor btw-vrijstelling bij wederinvoer niet alleen de materiële voorwaarden (de goederen keren terug in ongewijzigde staat), maar ook de formele voorwaarden (aanbrengen en aangifte) moeten zijn vervuld. Omdat AA dit had nagelaten, werd de vrijstelling geweigerd.

De rechtsvraag

De zaak werd aan de hoogste Zweedse bestuursrechter voorgelegd. Deze vroeg zich af of artikel 86, lid 6, Douanewetboek van de Unie (DWU) restrictief moet worden uitgelegd, in die zin dat de voorwaarden van artikel 203 DWU in alle gevallen moeten zijn vervuld opdat btw-vrijstelling kan worden verleend, dan wel of deze vrijstelling ook moet worden toegepast wanneer niet is voldaan aan de formele voorwaarden van artikel 203 DWU. De Zweedse hoogste bestuursrechter verwees de zaak naar het Hof van Justitie en vroeg of de btw-vrijstelling bij wederinvoer (art. 143, lid 1, onder e), btw-richtlijn) steeds afhankelijk is van volledige naleving van de formele vereisten van het DWU, ook als er geen sprake is van fraude.

Juridisch kader

Btw-richtlijn (2006/112/EG)

Artikel 143, lid 1, onder e) van de btw-richtlijn bepaalt dat wederinvoer van goederen in ongewijzigde staat is vrijgesteld van btw, mits de goederen ook voor vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen.

Douanewetboek van de Unie

Artikel 203 DWU voorziet in vrijstelling van invoerrechten bij terugkerende goederen die de EU binnen drie jaar opnieuw binnenkomen, mits zij worden aangegeven en voldoen aan de voorwaarden.

Artikel 86, lid 6, DWU breidt deze vrijstelling uit naar gevallen waarin een douaneschuld ontstaat door het niet naleven van verplichtingen (zoals het aanbrengen bij de douane), zolang er geen poging tot bedrog in het spel is.

Het oordeel van het Hof van Justitie

Het Hof maakte korte metten met de strikte lezing van de Zweedse autoriteiten.

Materiële voorwaarden zijn leidend

Het Hof benadrukte dat uit de bewoordingen van artikel 143 van de btw-richtlijn volgt dat de btw-vrijstelling voor de wederinvoer van goederen in de toestand waarin zij zijn uitgevoerd, met name afhankelijk is van de voorwaarde dat deze goederen “in aanmerking komen voor vrijstelling van invoerrechten”. De Uniewetgever heeft er uitdrukkelijk voor gekozen om de toepassingsvoorwaarden van de btw-vrijstelling af te stemmen op de materiële en formele voorwaarden die het DWU stelt voor de vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen.

In deze zaak stond vast dat aan de materiele voorwaarden was voldaan, maar niet aan de formele. De paarden waren immers niet aangebracht en ook niet aangegeven bij de Zweedse douane. Het Hof van Justitie verwijst echter naar artikel 79, lid 1, letter a DWU: de douaneschuld die door niet naleving kan ontstaan en overweegt dat artikel 86, lid 6 DWU de vrijstelling van artikel 203 DWU uitbreidt tot gevallen waarin er een douaneschuld ontstaat krachtens artikel 79 DWU, mits de niet-naleving die tot deze schuld heeft geleid geen poging tot bedrog inhoudt.

Interessant is dat het Hof van Justitie overweegt dat artikel 86, lid 6, DWU zijn nuttige werking grotendeels zou verliezen indien deze bepaling zo strikt zou moeten worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op een geval als in de Palmstråle-zaak omdat niet is voldaan aan de formele voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vrijstelling van invoerrechten. De toepassing van artikel 79, lid 1, onder a), DWU – en dus van artikel 86, lid 6, DWU  – veronderstelt immers juist dat dergelijke voorwaarden niet zijn nageleefd.

Kortom, de materiele voorwaarden zijn leidend en prevaleren boven de formele voorwaarden. Als goederen terugkeren in dezelfde staat en inhoudelijk voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling van invoerrechten, dan moet ook btw-vrijstelling mogelijk zijn.

Formele fouten mogen geen blokkade zijn

Het enkele feit dat AA haar paarden niet had aangebracht of aangegeven, mag de vrijstelling niet automatisch uitsluiten. Artikel 86, lid 6, DWU is juist bedoeld om fouten van goede trouw te corrigeren.

Goede trouw en geen bedrog

Alleen wanneer er aanwijzingen zijn van fraude of bewuste ontduiking, kan de vrijstelling worden geweigerd. Als enkel van nalatigheid sprake is moet de vrijstelling blijven gelden.

Betekenis van het Palmstråle-arrest

Het arrest geeft ondernemers meer rechtszekerheid. Ook wanneer zij door onachtzaamheid niet alle formaliteiten naleven, behouden zij in principe recht op vrijstelling, zolang zij te goeder trouw hebben gehandeld. Dit voorkomt dat bedrijven onevenredig zwaar worden gestraft voor administratieve missers, terwijl de materiële situatie niet ter discussie staat.

De douaneautoriteiten zullen zorgvuldig moeten afwegen of er sprake is van poging tot bedrog of slechts van nalatigheid. Alleen bij fraude mag vrijstelling worden geweigerd. Dit vergt een genuanceerdere beoordeling en kan leiden tot meer discussie tussen ondernemers en douane. In de praktijk zien wij die al regelmatig ontstaan.

Het arrest sluit aan bij een bredere tendens in het EU-recht: goede trouw beschermen en disproportionele gevolgen van formele fouten vermijden.

Niettemin doen ondernemers er verstandig aan de regels te kennen en te volgen om problemen te voorkomen. Het kan immers in de praktijk lastig zijn te bewijzen dat er geen sprake is van poging tot bedrog, maar slechts van nalatigheid. In de praktijk zal dit afhangen van de omstandigheden, documentatie en gedragingen van de ondernemer. Ook ligt een risico op rechtsongelijkheid op de loer. Nationale autoriteiten kunnen verschillend om gaan met het begrip goede trouw. 

Conclusie

Het Palmstråle-arrest verduidelijkt de verhouding tussen douanerecht en btw bij wederinvoer. Het Hof stelt dat materiële werkelijkheid boven formaliteiten gaat: als goederen ongewijzigd terugkeren, mag een ondernemer de btw-vrijstelling niet verliezen door formele omissies, tenzij er sprake is van fraude. Dit arrest biedt ondernemers bescherming tegen disproportionele financiële gevolgen, maar legt ook een verantwoordelijkheid bij douaneautoriteiten om zorgvuldig met goede trouw om te gaan.

Ploum heeft een gespecialiseerde douanepraktijk. Mocht u vragen hebben op het gebied van douane of invoer-btw, neemt u dan contact op met Jikke Biermasz of Arjan Wolkers.

Contact

Advocaat, Partner

Jikke Biermasz

Expertises:  Douanerecht, Transportrecht, Verzekerings- en Aansprakelijkheidsrecht, Voedsel- en Warenpraktijk, Haven en Douane, Food, Transport en Logistiek, Douane en Internationale Handel, Internationale Sancties en Exportcontrole , E-commerce,

Thema  

Douane en Internationale Handel

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte

Klik op het plusje en schrijf je in voor updates over dit onderwerp.