https://ploum.nl/uploads/Artikelen_en_Track_Records_en_expertise/Finance_Geld/interest-4516075_1920.jpg

Franse douane: Recht op ambtshalve terugbetaling van ten onrechte geïnde douanerechten

11 aug '25

Op 1 augustus 2025 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-206/24 een arrest gewezen dat relevant is voor bedrijven die te maken krijgen met terugvordering van, achteraf bezien, ten onrechte geheven invoerrechten. Jikke Biermasz bespreekt dit arrest, dat draaide om de vraag of de douaneautoriteiten van de lidstaten onrechtmatig geïnde douanerechten altijd actief moeten terugbetalen, ook als de betrokken onderneming daar zelf niet om heeft gevraagd, en duidt de implicaties voor de douanepraktijk.

Achtergrond van de zaak

Het ging om een verzoek om een prejudiciële beslissing op grond van artikel 267 VWEU van de Franse Hoge Raad, in een procedure tussen YX en Logistíca i Gestió Caves Andorranes i Vidal SA enerzijds, en het Franse Ministerie van Economische Zaken en de Franse Douane anderzijds.

Importeurs hadden tussen 1988 en 1991 via een Franse douane-expediteur invoerrechten betaald in Frankrijk over goederen uit derde landen, bestemd voor Andorra. Destijds eisten de Franse douaneautoriteiten dat goederen uit derde landen die voor Andorra bestemd waren, in het vrije verkeer van de EU werden gebracht wanneer zij over Frans grondgebied werden vervoerd. De Europese Commissie wees Frankrijk hierop, waarna Frankrijk toezegde deze praktijk af te schaffen. Hierover werd een bericht aan importeurs en exporteurs gepubliceerd.

De douane-expediteur vorderde de ten onrechte geïnde invoerrechten terug. De Franse rechter oordeelde echter dat alleen de importeurs procesbevoegdheid en procesbelang hadden. Daarop vorderden YX en Caves Andorranes – die in de rechten van de importeurs waren getreden – terugbetaling van de onrechtmatig geheven invoerrechten.

De Rechtbank van Toulouse wees de vordering af. In hoger beroep oordeelde het Gerechtshof van Toulouse dat de Franse douaneadministratie voor de uitvoering van de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1430/79 betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten en artikel 236, lid 2, derde alinea, van het Communautair Douanewetboek (CDW) bedoelde ambtshalve terugbetaling moest beschikken over de gegevens die nodig zijn om zowel het bedrag van de terug te betalen rechten als de identiteit van elke belastingschuldige vast te stellen, zonder onevenredig belastend onderzoek te hoeven verrichten. Het vonnis in eerste aanleg werd bevestigd.

Belanghebbenden stelden hierop cassatie in. Zij betoogden dat voor een ambtshalve besluit tot terugbetaling enkel de voorwaarde geldt dat de douane binnen de termijn van drie jaar vaststelt dat ten onrechte invoerrechten zijn geïnd. Het Gerechtshof van Toulouse had volgens hen onterecht aanvullende vereisten in de wettelijke bepalingen ingelezen.

De rechtsvraag

De kernvraag die de Franse Hoge Raad aan het Hof van Justitie voorlegde, was of een nationale douaneautoriteit verplicht is om op eigen initiatief tot terugbetaling over te gaan als zij weet dat invoerrechten onterecht zijn geïnd, ook zonder dat de betrokkene daar expliciet om vraagt.

Het oordeel van het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie wees op het fundamentele EU-beginsel dat niemand mag worden gehouden tot betaling van rechten die in strijd met het Unierecht zijn geheven. Dat vloeit voort uit vaste rechtspraak over ongerechtvaardigde verrijking en effectieve rechtsbescherming.

Concreet oordeelde het Hof dat:

  • terugbetaling automatisch moet plaatsvinden als de douaneautoriteit over alle gegevens beschikt om de betrokken bedrijven en bedragen te identificeren;
  • er geen twijfel bestaat dat de heffing in strijd was met het Unierecht.

De nationale regeling mag een redelijke termijn stellen waarbinnen terugbetaling plaatsvindt, maar deze termijn mag niet zo strikt worden toegepast dat burgers of bedrijven in de praktijk hun geld verliezen terwijl de overheid weet dat zij het onterecht onder zich houdt. Het Hof legde de nadruk op het effectiviteitsbeginsel: nationale regels mogen de uitoefening van EU-rechten niet onmogelijk maken of buitensporig bemoeilijken.

Praktische impact van het arrest

Het arrest is gewezen onder oude douanewetgeving, maar lijkt ook relevant voor de huidige praktijk. Het Douanewetboek van de Unie (DWU) schrijft in artikel 116, lid 4, immers voor dat douaneautoriteiten op eigen initiatief (ambtshalve) tot terugbetaling of kwijtschelding overgaan als zij binnen de termijn van artikel 121, lid 1, DWU na mededeling van de douaneschuld vaststellen dat een bedrag aan invoerrechten voor terugbetaling of kwijtschelding in aanmerking komt.

Voor bedrijven biedt dit arrest extra zekerheid: zelfs zonder terugbetalingsverzoek kan in bepaalde gevallen toch terugbetaling plaatsvinden. Toch moeten zij alert blijven op de termijn die geldt voor een verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding: automatische terugbetaling geldt alleen als de douane zelf volledig geïnformeerd is. De termijn is drie jaar na mededeling van de douaneschuld.

Voor douaneautoriteiten geldt dat zij verplicht zijn proactief te handelen bij evidente onrechtmatigheid van geheven rechten. Wanneer de douane niet beschikt of niet kon beschikken over alle informatie die nodig is om tot terugbetaling over te gaan aan de persoon die de ten onrechte geïnde douanerechten heeft betaald of diens rechtsopvolger, is de douane gehouden in verband met haar verplichting tot terugbetaling de evenredige maatregelen te nemen die noodzakelijk en passend zijn om die informatie te verkrijgen.  Stilzitten terwijl bekend is dat onterecht is geïnd, kan in strijd zijn met het EU-recht.

Douaneadviseurs en advocaten kunnen deze uitspraak van het Hof van Justitie gebruiken als extra argument in dossiers waarin de douane terugbetaling of kwijtschelding weigert omdat zij menen dat de belanghebbende het verzoek te laat heeft ingediend.

Conclusie

In zaak C-206/24 bevestigt het Hof van Justitie dat de bescherming van marktdeelnemers vooropstaat: als de douane weet dat zij onterecht geld onder zich houdt, moet dat worden teruggegeven aan de betrokkene. Dit versterkt het vertrouwen in de rechtsstaat en voorkomt dat bedrijven slachtoffer worden van formele valkuilen.

Contact

Advocaat, Partner

Jikke Biermasz

Expertises:  Douanerecht, Transportrecht, Verzekerings- en Aansprakelijkheidsrecht, Voedsel- en Warenpraktijk, Haven en Douane, Food, Transport en Logistiek, Douane en Internationale Handel, Internationale Sancties en Exportcontrole , E-commerce,

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte

Klik op het plusje en schrijf je in voor updates over dit onderwerp.