Bestuurder vrijgesproken van strafrechtelijke betrokkenheid bij milieuovertredingen
Een korte behandeling van
de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 28 mei 2018.
Overtreden voorwaarden omgevingsvergunning is strafbaar
In deze zaak gaat het om verboden gedragingen die hebben bestaan uit het opslaan van een veel grotere hoeveelheid afvalstoffen dan volgens de omgevingsvergunning was toegestaan. Dat leidt tot overtreding van de verleende omgevingsvergunning, en dat leidt weer tot overtreding de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en de Wet op de Economische Delicten.
Geen medeplegen
Verdachte was tijdens deze verboden gedragingen (middellijk) bestuurder van het bedrijf. Het OM had primair tenlastegelegd dat de verdachte medepleger was van deze feiten, en subsidiair dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de gedragingen. De OvJ vond dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om de verdachte als (mede)pleger aan te merken. De verdediging was het daar (uiteraard) mee eens, en de rechtbank ook. Er worden weinig woorden aan vuil gemaakt: kennelijk bleek onvoldoende dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en (een) ander(en). En dat is wel nodig om tot het bewijs van medeplegen te komen.
Geen feitelijk leidinggeven
De OvJ achtte wel bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft geven aan deze verboden gedragingen. De officier was van mening dat er sprake is van formele zeggenschap en daadwerkelijk zeggenschap. De verdediging betoogde dat deze zeggenschap ontbrak, en dat de verdachte dus ook van het tenlastegelegde feitelijk leidinggeven zou moeten worden vrijgesproken. De feitelijke rol van de verdachte was te beperkt, en deze strekte zich niet uit tot bemoeienis met de verweten gedragingen. De verdediging wees daarbij op
het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 2016.
Volgens de rechtbank kan inderdaad niet worden vastgesteld dat de verdachte actieve bemoeienis heeft gehad met de toelating van de afvalstoffen en de wijze waarop deze werden opgeslagen. Betreffende het feitelijk leidinggeven overweegt de rechtbank als volgt: verdachte was zelfstandig bevoegd bestuurder. Hij had daardoor wel formele zeggenschap. Uit vaste rechtspraak (onder andere het hierboven genoemde overzichtsarrest) volgt echter dat bestuurder zijn niet voldoende is om te kunnen spreken van feitelijk leidinggeven. Anderzijds is het bekleden van een dergelijke juridische positie (bestuurder) geen vereiste. Feitelijk leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt.
De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van de bestuurder het ‘feitelijk leidinggeven’ niet kunnen dragen, de werkzaamheden hebben zich namelijk beperkt tot hoofdzakelijk administratieve taken. Er is niet gebleken dat verdachte betrokken was bij beleidsmatige beslissingen of op de hoogte was of zou moeten zijn geweest van de gang van zaken in relatie tot de vergunde situatie. Verdachte hield zich hier niet mee bezig en had een ondergeschikte rol. Dat verdachte hetzelfde salaris kreeg als de medeverdachte, maakt dit niet anders. Het is niet uitgesloten dat de hoogte van het salaris was ingegeven door fiscale motieven, niet zozeer door taken en verantwoordelijkheden. Formeel was hij bevoegd om in te grijpen, maar er kan niet worden geoordeeld dat verdachte redelijkerwijs daartoe ook gehouden was.
Bevoegd, maar niet gehouden om in te grijpen
De rechtbank sprak de verdachte vervolgens integraal vrij. De uitspraak is interessant, omdat deze vaststelt dat wanneer iemand bevoegd is om in te grijpen, dit niet betekent dat hij daar ook toe is gehouden. Aan beide voorwaarden moet zijn voldaan om te komen tot het bewijs van feitelijk leidinggeven.