https://ploum.nl/uploads/Artikelen_en_Track_Records_en_expertise/Algemeen/office-1209640_1920.jpg

Het ontslag van de stichtingsbestuurder per 1 juli 2021

01 jul '21

Op 1 juli 2021 is de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (hierna: WBTR) in werking getreden. Het doel van de wet is om de regelingen voor bestuur en toezicht bij verschillende soorten rechtspersonen aan te vullen en te verduidelijken. De wet levert voor stichtingen belangrijke wijzigingen op voor wat betreft de (arbeidsrechtelijke) positie van de bestuurder. In dit artikel leest u meer over deze wijzigingen. Omdat de positie van de stichtingsbestuurder als het gaat om ontslagbescherming gelijkgesteld wordt met de positie van de bestuurder van de B.V. en de N.V., staan we hier eerst bij stil.

Positie statutair bestuurder vennootschap

De bestuurder van een B.V. of N.V. heeft een dubbele rechtsverhouding met de vennootschap. Enerzijds heeft de bestuurder een vennootschapsrechtelijke band met de vennootschap: hij/zij is benoemd door de algemene vergadering of de Raad van Commissarissen. Anderzijds heeft de bestuurder een arbeidsrechtelijke band met de vennootschap doordat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de bestuurder en de vennootschap.

De vennootschapsrechtelijke band met de bestuurder kan worden beëindigd middels een rechtsgeldig ontslagbesluit. Uit jurisprudentie volgt dat een vennootschapsrechtelijk ontslag in beginsel ook tot een arbeidsrechtelijk ontslag leidt. Dit betekent dat het ontslag niet eerst hoeft te worden getoetst door een rechter of het UWV. Verder kan de bestuurder geen herstel van de arbeidsovereenkomst vragen.

Huidige positie stichtingsbestuurder

Bestuurders van een stichting hebben net als de hiervoor besproken bestuurders een dubbele positie. Bij veel stichtingen bestaat er een Raad van Toezicht (hierna: RvT). De RvT is in de meeste gevallen op grond van de statuten bevoegd om de bestuurder te benoemen en te ontslaan (met inachtneming van een aantal formaliteiten). Momenteel is het echter zo dat een vennootschapsrechtelijk ontslag van een stichtingsbestuurder niet automatisch leidt tot een arbeidsrechtelijk ontslag. Na een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit moet er een ontslagvergunning bij het UWV aangevraagd worden dan wel ontbinding gevraagd worden bij de kantonrechter.

Soms heeft een stichting geen RvT. Het enige orgaan binnen een stichting is dan het bestuur. Uit artikel 2:298 BW volgt dat een rechter in dat de bestuurder kan ontslaan wanneer een belanghebbende of het Openbaar Ministerie daarom verzoekt en (i) wanneer de bestuurder handelt in strijd met de wet of de statuten, of (ii) de bestuurder zich schuldig maakt aan wanbeheer of (iii) wanneer de bestuurder niet of niet behoorlijk voldoet aan een door de voorzieningenrechter gegeven bevel. Deze ontslaggronden worden in de jurisprudentie beperkt uitgelegd.

Nieuwe positie stichtingsbestuurder

De WBTR verandert de positie van de stichtingsbestuurder aanzienlijk.

Allereerst wordt in het nieuwe art. 2:298a BW vastgelegd dat een rechter de arbeidsovereenkomst tussen een stichting en een (ex-) bestuurder niet kan herstellen. Hiermee wordt aangesloten bij de regels die gelden voor bestuurders van de B.V. en de N.V. Dit brengt met zich dat een rechtsgeldig ontslagbesluit van de RvT vanaf 1 juli 2021 ook automatisch het einde van de arbeidsrechtelijke relatie tussen de bestuurder en de stichting betekent. De ex-bestuurder verliest de preventieve ontslagbescherming en kan in dat geval enkel nog proberen om een billijke vergoeding te krijgen. Uiteraard zal de RvT voor het ontslag van de stichtingsbestuurder wel een onderbouwde ontslaggrond moeten aanvoeren. Ook moet de bestuurder door de RvT gehoord worden voorafgaand aan het ontslag.  

Daarnaast worden de ontslaggronden in art. 2:298 BW verruimd. Vanaf 1 juli 2021 kan een bestuurder op verzoek van het Openbaar Ministerie of een belanghebbende door de rechter worden ontslagen als bestuurder wegens (i) verwaarlozing van zijn taak, wegens (ii) andere gewichtige redenen, wegens (iii) ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens (iv) het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter gegeven bevel. Dit biedt meer ruimte voor de rechter om de stichtingsbestuurder te ontslaan.

Wie is belanghebbende?

In het BW is niet gedefinieerd wie er als een belanghebbende kan worden aangemerkt. Uit rechtspraak volgt dat er twee categorieën belanghebbenden zijn. Allereerst kan iemand bij de procedure een (gesteld en bewezen) eigen belang hebben. Ten tweede kan iemand op een andere manier zo nauw zijn betrokken bij het onderwerp van de procedure dat diegene op grond van die betrokkenheid een belang heeft om in de procedure te verschijnen. Zo kan een ex-bestuurder van de stichting als belanghebbende worden aangemerkt, evenals iemand die gerechtigd is tot een uitkering of iemand die zelf deel uitmaakt van een orgaan van de stichting. In sommige gevallen kan ook de Staat als belanghebbende worden aangemerkt. De WBTR beoogt in deze systematiek geen verandering te brengen.

Concluderend

Duidelijk is dat de arbeidsrechtelijke positie van de stichtingsbestuurder per 1 juli 2021 zal veranderen. Er komt een einde aan de ruimere ontslagbescherming van de stichtingsbestuurder. De preventieve ontslagtoets vervalt en de rechter krijgt meer mogelijkheden om een bestuurder te ontslaan. Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen? Neem dan contact op met ons team Arbeidsrecht.

Contact

Advocaat

Frans Bakker

Expertises:  Arbeidsrecht, Privacyrecht, Medezeggenschapsrecht, Start-up en Scale-up,

Heeft u vragen over de informatie op deze pagina?

+31 (0)10 4406440 info@ploum.nl

Deel dit artikel

Blijf op de hoogte

Klik op het plusje en schrijf je in voor updates over dit onderwerp.

Expertise(s)