08 mrt '23
Op 20 januari 2023 heeft de Hoge Raad een belangwekkend arrest (ECLI:NL:HR:2023:66) over zekerheidstelling gewezen. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van een incidentele vordering, die werd ingesteld volgend op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wees in dat arrest een vordering tot betaling van een geldbedrag toe, waarbij zij haar vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaarde. Door de uitvoerbaar bij voorraad verklaring kon de eisende partij het door haar gevorderde geldbedrag direct opeisen, ook wanneer de gedaagde nog tegen het arrest van het gerechtshof in cassatie zou gaan bij de Hoge Raad en er dus een kans was dat de veroordeling later zou worden terugbetaald
Door middel van een incidentele vordering wil de gedaagde partij bewerkstelligen dat de eisende partij zekerheid moet bieden dat zij de door de gedaagde partij voldane vordering terug zou betalen indien het arrest van het gerechtshof later zou worden vernietigd. De Hoge Raad heeft deze incidentele vordering gedeeltelijk toegewezen. In het vervolg van dit blog zal worden ingegaan op de achtergrond van het geschil tussen de partijen dat tot dit arrest heeft geleid. Vervolgens wordt de concrete vraag die aan de Hoge Raad voorlag toegelicht. Tot slot wordt het oordeel van de Hoge Raad en de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid besproken.
De aanleiding voor het arrest dat in dit blog centraal staat, is een zaak die behoorlijk ver terug gaat in de tijd en die al verschillende rechterlijke instanties heeft gezien. De betreffende zaak vindt zijn oorsprong in 2008, als een niet bij naam genoemde verkoper haar bedrijf verkoopt aan arbodienstverlener Zorg van de Zaak. Zorg van de Zaak voldoet direct een groot deel van de koopprijs en zal het restbedrag, volgens afspraak, op een later moment voldoen. Enige tijd na de verkoop, maar voor voldoening van het restbedrag, blijkt dat Zorg van de Zaak van mening is dat bij de verkoop een onjuiste voorstelling van zaken heeft bestaan en dat zij dus heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. Daardoor is volgens Zorg van de Zaak een te hoge koopprijs overeengekomen. Verkoper is het daar niet mee eens, waarna Zorg van de Zaak naar de rechter stapt.
Voor de rechtbank Midden-Nederland vordert Zorg van de Zaak een verlaging van de koopprijs wegens dwaling. Op haar beurt vordert de verkoper voldoening van het restbedrag. De rechtbank Midden-Nederland oordeelt vervolgens dat geen sprake is van dwaling en dat Zorg van de Zaak het restbedrag dient te voldoen. In hoger beroep wordt dit vonnis door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigd. Hiermee neemt Zorg van de Zaak echter geen genoegen. Zij gaat in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad voelt meer voor het verhaal van Zorg van de Zaak. Het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt door de Hoge Raad vernietigd en zaak wordt verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigt vervolgens het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland en oordeelt dat de koopprijs inderdaad verlaagd dient te worden. De verkoper dient aldus een bedrag aan Zorg van de Zaak te betalen dat gelijk is aan de door Zorg van de Zaak betaalde koopprijs (inclusief het inmiddels betaalde restbedrag) en de nieuwe, door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch vastgestelde koopprijs. Het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Kortom: Zorg van de Zaak heeft een direct opeisbare vordering op de verkoper.
De verkoper is het niet eens met het oordeel van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch en gaat (wederom) in cassatie.
De vordering die Zorg van de Zaak heeft op de verkoper draagt zij over aan een nieuwe entiteit: Serra. De verkoper dient derhalve het geldbedrag dat zij verschuldigd was aan Zorg van de Zaak aan Serra te betalen. Hier is de verkoper niet blij mee. Zij is namelijk bang dat Serra onvoldoende vermogen heeft, waardoor de verkoper, wanneer zij in cassatie alsnog door de Hoge Raad in het gelijk zal worden gesteld, het door haar aan Serra betaalde bedrag niet terug kan krijgen. Om die reden stelt de verkoper een incidentele vordering in, waarmee zij hoopt te bewerkstelligen dat aan de uitvoerbaarheid bij voorraad de voorwaarde wordt verbonden dat Serra zekerheid stelt voor een eventuele terugbetaling. Serra verweert zich tegen deze vordering door te stellen dat zij wel degelijk over een groot eigen vermogen beschikt en dat het stellen van zekerheid haar belangen zal schaden.
De Hoge Raad oordeelt dat, om te kunnen concluderen of zekerheidstelling vereist is, de relevante belangen van beide partijen tegen elkaar afgewogen dienen te worden. Enerzijds weegt de Hoge Raad daarbij mee dat Serra onvoldoende heeft onderbouwd dat zij over voldoende vermogen beschikt, waardoor moet worden uitgegaan van een aanzienlijk restitutierisico voor de verkoper. Aan de andere kant weegt de Hoge Raad het belang van Serra mee, namelijk dat zij niet met een veelheid aan kosten mag worden geconfronteerd. Deze belangen tegen elkaar afwegend, oordeelt de Hoge Raad dat Serra geen zekerheid behoeft te stellen voor dat deel van de betaling dat de verkoper eerst van Zorg van de Zaak heeft ontvangen naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland (het restbedrag). Met betrekking tot dat bedrag geldt namelijk dat de verkoper niet over deze middelen beschikte voorafgaand aan de gang langs de rechters. Het risico dat de verkoper in dit opzicht loopt is daardoor beperkt, waardoor het belang van Serra met betrekking tot dit bedrag prevaleert.
Voor het overige deel van het bedrag dat de verkoper aan Serra dient te voldoen, geldt dat wel een verandering optreedt in de vermogenspositie van de partijen, ten opzichte van de vermogenspositie van de partijen voorafgaand aan de gang langs de rechters. Voor dat deel dient Serra dan ook wél zekerheid te stellen.
Wanneer een vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard zonder dat daaraan voorwaarden worden verbonden, kan dit risico’s met zich brengen voor de partij die aan dat vonnis moet voldoen. Als zij immers een geldbedrag moet voldoen aan de wederpartij maar op een later moment in de procedure toch in het gelijk wordt gesteld, is het mogelijk dat de wederpartij geen verhaal biedt. Partijen kunnen ter voorkoming van verwezenlijking van dit risico een zekerheidstelling vragen. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat, om te kunnen concluderen of zekerheidstelling passend is, de relevante belangen van beide partijen tegen elkaar afgewogen moeten worden. Deze beoordeling dient uiteraard per geval te worden gemaakt. Vragen hierover? Neem contact op met Suzanne Poutsma of Lars Boer
20 dec 24
18 dec 24
10 dec 24
04 dec 24
29 nov 24
25 nov 24
19 nov 24
13 nov 24
11 nov 24
07 nov 24
01 nov 24
21 okt 24
Met uw inschrijving blijft u op de hoogte van de laatste juridische ontwikkelingen op dit gebied. Vul hieronder uw gegevens in om per e-mail op te hoogte te blijven.
Blijf op de hoogte van de laatste juridische ontwikkelingen in uw sector. Vul hieronder uw gegevens in om op maat gesneden juridische updates en uitnodigingen voor evenementen te ontvangen.
Volgen wat u interessant vindt
Krijg aanbevelingen op basis van uw interesses
{phrase:advantage_3}
{phrase:advantage_4}
We vragen u om uw voor- en achternaam zodat wij die kunnen gebruiken als u zich bijvoorbeeld inschrijft op een Ploum Kennisevent.
Er wordt automatisch een wachtwoord voor u aangemaakt. Zodra uw account is aangemaakt ontvangt u dit wachtwoord in een welkomstmail. U kunt er direct mee inloggen. Dit wachtwoord kunt u indien gewenst ook zelf aanpassen via de wachtwoord vergeten functie.