De bedenktermijn bij het sluiten van een beëindigingsovereenkomst

Sinds 1 juli 2015 geniet de werknemer die heeft ingestemd met de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst extra bescherming tegen een te lichtvaardige instemming. De geïntroduceerde bedenktermijn van veertien dagen biedt de werknemer de mogelijkheid zonder opgaaf van redenen een gesloten beëindigingsovereenkomst te ontbinden. Wanneer deze bedenktermijn begint te lopen, is een discussie die zich al vanaf de invoering van de bedenktermijn afspeelt. In dit artikel zal daarom aan de hand van een recent gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Holland worden ingegaan op deze vraag.

De schriftelijke beëindigingsovereenkomst

Met de invoering van de Wwz heeft de beëindigingsovereenkomst een plek gekregen in artikel 7:670b BW. Bij beëindiging met wederzijds goedvinden leggen werkgever en werknemer, vaak in de vorm van een vaststellingsovereenkomst, afspraken schriftelijk vast die samenhangen met de beëindiging van het dienstverband (zoals de einddatum, beëindigingsvergoeding, vrijstelling van werk enzovoort). Wanneer een beëindigingsovereenkomst schriftelijk is vastgelegd is niet altijd even duidelijk, terwijl dit moment van groot belang is voor de aanvang van de bedenktermijn. Wordt voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste wanneer overeenstemming is bereikt via een Whatsapp-berichtje of een e-mail, of pas als partijen een handtekening hebben gezet onder de vaststellingsovereenkomst?

De bedenktermijn

Zoals hiervoor is opgemerkt, heeft de werknemer die een beëindigingsovereenkomst heeft getekend de mogelijkheid de overeenkomst binnen veertien dagen na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen te ontbinden. De bedenktermijn begint te lopen op het moment dat de beëindigingsovereenkomst schriftelijk is aangegaan. De parlementaire geschiedenis heeft zich niet uitgelaten over de invulling het schriftelijkheidsvereiste, maar inmiddels kunnen uit de rechtspraak twee verschillende stromingen worden afgeleid. Volgens de eerste stroming vangt de bedenktermijn aan als er overeenstemming is bereikt over de essentialia van de beëindigingsovereenkomst. Hierbij valt te denken aan overeenstemming ten aanzien van het einde van de arbeidsovereenkomst als zodanig, de einddatum en een eventuele beëindigingsvergoeding. Volgens de tweede stroming begint de bedenktermijn pas te lopen op het moment dat partijen de beëindigingsovereenkomst daadwerkelijk hebben ondertekend (en dus niet op het moment van overeenstemming).

Ter illustratie

Illustratief voor de vraag of een werknemer de vaststellingsovereenkomst (tijdig) heeft ontbonden, is een recent gepubliceerde zaak van Rechtbank Noord-Holland. Voordat ik zal ingaan op de relevante overwegingen, zal ik eerst kort de feiten schetsen.

De werkneemster en werkgever waren sinds februari 2021 in overleg getreden om een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst te sluiten. Bij e-mail van 1 maart 2021 heeft werkgever de gemachtigde van werkneemster gevraagd op het gedane voorstel terug te komen. Vervolgens heeft de gemachtigde van werkneemster op 1 maart 2021 laten weten dat hij haar 26 februari 2021 heeft gesproken en werkneemster akkoord gaat met het voorstel. Op 8 maart 2021 heeft werkneemster de vaststellingsovereenkomst, gedateerd op 26 februari 2021, ondertekend. Bij e-mail van 15 maart 2021 heeft de gemachtigde van werkneemster aan werkgever medegedeeld dat werkneemster de beëindigingsovereenkomst wenst te ontbinden. Werkneemster vordert daarom dat werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst dient na te komen, waaronder betaling van achterstallig loon.  Werkgever is daarentegen van mening dat werkneemster de beëindigingsovereenkomst niet tijdig, binnen veertien dagen, heeft ontbonden. De datum waarop de bedenktermijn begon te lopen was 26 februari 2021, aldus de werkgever.

Bij de beoordeling van de vordering stelt de kantonrechter voorop dat het van belang is wanneer de vaststellingsovereenkomst schriftelijk is aangegaan, omdat op dit moment de bedenktermijn gaat lopen. De kantonrechter volgt hierbij de stroming in de rechtspraak waarbij de bedenktermijn begint te lopen, indien er overeenstemming is bereikt over de essentialia van de overeenkomst. Volgens de kantonrechter volgt uit de e-mailcorrespondentie dat partijen op 1 maart 2021 over alle van belang zijnde punten overeenstemming hadden bereikt en werkneemster akkoord is gegaan met de vaststellingsovereenkomst. Het feit dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op 26 februari 2021 is geëindigd, staat los van de vraag wanneer zij feitelijk schriftelijk overeenstemming hebben bereikt. Vaststaat dat werkneemster door middel van haar gemachtigde op 15 maart 2021 een beroep heeft gedaan op de bedenktermijn. De kantonrechter heeft daarom geoordeeld dat werkneemster binnen veertien dagen na de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst de bedenktermijn heeft ingeroepen. De vaststellingsovereenkomst is daarom tijdig ontbonden.

Conclusie

Het moment dat partijen schriftelijk overeenstemming hebben bereikt over de essentialia van de beëindigingsovereenkomst is leidend voor het moment dat de bedenktermijn van veertien dagen begint te lopen. Het is voor partijen daarom belangrijk (en ook aan te raden) om bijvoorbeeld door middel van een e-mailbericht of ander elektronisch bericht te bevestigen dat er overeenstemming is bereikt over de van belang zijnde punten. Op die manier wordt zowel onduidelijkheid over de aanvang van de bedenktermijn als over de vraag of de beëindigingsovereenkomst tijdig is ontbonden, voorkomen.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met ons Team Arbeidsrecht.