Hoge Raad zet streep door slapend dienstverband
Vrijdag 8 november 2019 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vraag of een werkgever dient mee te werken aan een verzoek van een werknemer tot beëindiging van een slapend dienstverband en over te gaan tot uitbetaling van de transitievergoeding.
Slapend dienstverband
Al
eerder stonden we uitgebreid stil bij het begrip ‘slapend dienstverband’. Hiervan is sprake indien een werkgever na twee jaar ziekte van een werknemer de arbeidsovereenkomst niet beëindigt, maar laat voortduren zonder dat er arbeid wordt verricht, om betaling van de wettelijke transitievergoeding te voorkomen. Over dit onderwerp bestaat al enige tijd discussie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hierover veel geprocedeerd wordt.
Compensatie transitievergoeding
De wetgever vond deze slapende dienstverbanden onwenselijk en introduceerde de Wet Compensatie Transitievergoeding. Eerder
schreven wij al over de mogelijkheid die deze wet aan werkgevers biedt om een transitievergoeding die is betaald na twee jaar ziekte, gecompenseerd te krijgen van het UWV. De vraag was of deze compensatie werkgevers verplichtte om na twee jaar ziekte het dienstverband te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding. Zij zouden hier immers geen financieel nadeel meer van ondervinden.
Wat vooraf ging
Naar aanleiding van prejudiciële vragen die de
rechtbank Limburg hierover in april 2019 aan de Hoge Raad heeft gesteld, gaf advocaat-generaal De Bock haar
advies over deze kwestie. Hierover hebben wij u
eerder bericht. De AG concludeert dat een werkgever op basis van het goed werkgeverschap medewerking moet verlenen aan een verzoek van een werknemer tot het aangaan van een beëindigingsovereenkomst, onder toekenning van de transitievergoeding. Hierbij moet wel zijn voldaan aan de criteria die gelden voor een ontslag wegens langdurige ongeschiktheid. De werkgever is echter niet gehouden om mee te werken aan de verzochte beëindiging als hij een gerechtvaardigd belang heeft bij het in stand houden van de arbeidsovereenkomst, zoals de aanwezigheid van reële re-integratiemogelijkheden van de werknemer.
De Hoge Raad doet uitspraak
De
Hoge Raad sluit zich aan bij de visie van AG De Bock. In principe moet een werkgever meewerken aan een dergelijk verzoek van een werknemer, tenzij hij een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van het dienstverband. De Hoge Raad merkt hierbij op dat een gerechtvaardigd belang er in elk geval niet uit kan bestaan dat de werknemer bijna de AOW-leeftijd heeft bereikt.
Een nuancering die de Hoge Raad aanbrengt, is dat de uit te keren vergoeding niet hoger hoeft te zijn dan het bedrag van de transitievergoeding op de eerste dag na twee jaar ziekte. Vanaf dat moment is de werkgever namelijk bevoegd de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De werknemer heeft dus recht op een vergoeding die is berekend tot aan het moment waarop hij twee jaar ziek was. Over de periode dat het dienstverband ‘slapend’ is gehouden, heeft hij in principe dus geen recht op een vergoeding.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Na deze uitspraak bestaat een grote kans dat werknemers met een slapend dienstverband hun werkgever verzoeken om beëindiging van het dienstverband en toekenning van een transitievergoeding. Indien de werkgever op grond van een gerechtvaardigd belang toch de arbeidsovereenkomst in stand wil houden, is het aan hem om de aanwezigheid hiervan aan te tonen.
Meer informatie? Neem contact op met onze sectie
Arbeidsrecht. Wij adviseren u graag!
Abonnee worden van onze nieuwsbrief? Meld u dan
hier aan.
Dit artikel is geschreven door Caroline Wetzels.