Wet invoering beschikking geen loonheffingen: de wijzigingen omtrent de VAR
Update 31 december 2014
Na kritisch advies van de Raad van State, heeft de Tweede Kamer onlangs besloten de invoering van de wet BGL tot nader orde uit te stellen. De Kamer heeft verzocht dat staatssecretaris Wiebes van Financiën eerst onderzoek gaat verrichten naar alternatieven voor vervanging van de VAR, voordat nadere stappen worden ondernomen. Dit betekent dat de VAR voorlopig blijft bestaan.
Eind september 2014 is het wetsvoorstel ‘Wet invoering Beschikking geen loonheffingen’ (hierna “wet BGL”) ingediend bij de Tweede Kamer. Een VAR biedt duidelijkheid over de vraag of hij loonheffingen dienen te worden betaald of ingehouden over de inkomsten die uit arbeid worden verkregen. Echter, met invoering van de wet BGL in 2015 maakt de VAR plaats voor een nieuw instrument: de Beschikking geen Loonheffingen (hierna “Beschikking”). Tijd om de wijzigingen die de wet BGL met zich brengt nader te bekijken.
Beschikking geen loonheffingen
De Wet BGL vervangt de VAR voor de
beschikking geen loonheffingen. De Beschikking is maximaal één kalenderjaar geldig en deze wordt niet automatisch verlengd. Toekenning van de Beschikking betekent concreet dat de opdrachtgever niet is gehouden loonheffingen te voldoen over de beloning die aan de opdrachtnemer wordt uitgekeerd. Let wel, dit betekent bovendien dat de opdrachtnemer niet is verzekerd voor de werknemersverzekeringen (WW, ZW en WIA). Een groot verschil tussen de Beschikking en de VAR is dat de Beschikking geen (voorlopig) oordeel bevat over de vraag hoe de betreffende werkzaamheden voor de inkomstenbelasting moeten worden gekwalificeerd.
Wat moeten opdrachtgever en opdrachtnemer doen?
De Beschikking dient (via een webmodule) te worden aangevraagd door de zelfstandige die in opdracht gaat werken van een ander (de opdrachtnemer). De zelfstandige dient in de webmodule in te vullen (I) welke werkzaamheden hij gaat verrichten in het kader van de opdracht, (I) op welke wijze hij de opdracht gaat uitvoeren en (II) onder welke omstandigheden hij de opdracht gaat uitvoeren. Wanneer de Beschikking vervolgens is afgegeven, is het de verantwoordelijkheid van de
opdrachtgever om te controleren of de gegevens die bij aanvraag van de Beschikking zijn ingevuld overeenkomen met de werkelijkheid. Daarom wordt bij de Beschikking een bijlage gevoegd waarin deze gegevens staan opgenomen. Op die manier kan de opdrachtgever snel zien of deze omstandigheden overeenstemmen met de werkelijkheid.
Indien achteraf bij controle door de belastingdienst blijkt dat de Beschikking onterecht is afgegeven, kan de belastingdienst een correctieverplichting of een naheffingsaanslag opleggen. Dit kan alleen als blijkt dat de ingevulde feiten en omstandigheden op de aanvraag van de Beschikking, niet overeenkomen met de werkelijkheid. De belastingdienst zal bij deze toetsing vooral kijken naar de omstandigheden waarop de opdrachtgever
zelf invloed kan uitoefenen. Denk aan de afspraken die zijn gemaakt omtrent eventuele vervanging van de opdrachtnemer, of het bepalen van de risicoverdeling tussen opdrachtnemer en opdrachtgever.
Overgangsrecht
Om de overgang van de VAR naar de wet BGL soepel te laten verlopen, is gezorgd voor passend overgangsrecht. Concreet betekent dit dat de geldigheid van de huidige VAR verklaringen die betrekking hebben op het jaar 2014, wordt verlengd tot het moment waarop de wet BGL in werking zal treden. Er hoeft dus geen nieuwe VAR voor 2015 te worden aangevraagd, zolang de opdrachtnemer hetzelfde werk blijft verrichten onder dezelfde omstandigheden. Mochten de werkzaamheden en/of werkomstandigheden veranderen, dan dient wel een nieuwe VAR te worden aangevraagd, deze blijft dan geldig tot inwerkingtreding van de wet BGL (let op: het aanvragen van een nieuwe VAR voor 2015 kan al vanaf 1 september jl.).
Conclusie
De Beschikking gaat de VAR vervangen, de verwachting is dat dit in de loop van 2015 gaat plaatsvinden. De opdrachtnemer dient de beschikking aan te vragen en de opdrachtgever dient erop toe te zien dat bij de aanvraag de juiste feiten en omstandigheden worden ingevuld. Blijkt achteraf dat de Beschikking onterecht is gegeven, omdat de ingevulde feiten en omstandigheden niet overeen komen met de werkelijkheid? Dan kan de belastingdienst een correctieverplichting of naheffingsaanslag opleggen.
Meer informatie