Oplichting, verduistering, of geen van beide?
Oplichting of verduistering?
Iedereen kent de waarschuwingen richting beleggers wel: als torenhoge rendementen worden voorgespiegeld, wees dan voorzichtig. Als iets te mooi klinkt om waar te zijn, is het dat vaak ook.
Toch zien we met enige regelmaat nieuwsberichten over strafzaken waarin het kennelijk is misgegaan. Beleggers zijn ingestapt, en hebben geld verloren. Op het moment dat blijkt dat degene die hen bergen met gouden toppen beloofde, zelf wél in luxe leefde, ontstaat bij hen al gauw het vermoeden dat ze zijn opgelicht. Maar het is nog een hele toer om dat bewezen te krijgen.
"Wonderbelegger" deels vrijgesproken
De
uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 28 februari gaat over zo’n zaak: die rondom de “wonderbelegger” Van den B.. 16 slachtoffers zouden voor miljoenen zijn benadeeld. Het Brabants Dagblad meldde dat van de 9,1 miljoen euro die bij beleggers opgehaald was, de helft werd geïnvesteerd. €3,3 miljoen zou privé zijn uitgegeven aan dure auto’s en onroerend goed.
“Voor oplichting is geen bewijs, omdat beleggers niet werden gedwongen om hun geld te geven”, meldt het Dagblad en de NOS.
Geen oplichting, maar afpersing?
Juridisch gezien kan dat niet kloppen: als beleggers gedwongen zouden zijn om hun geld te geven, zou niet van oplichting, maar van afpersing sprake zijn geweest. Het ging hier om de vraag of beleggers door een onjuiste voorstelling van zaken zouden zijn overgehaald om hun centen aan de “wonderbelegger” te geven. Kennelijk was dat niet zo.
Hoe zat dat?
Voorop staat, dat het feit dat iemand zijn geld kwijtraakt, niet betekent dat hij ook is opgelicht. Daarvoor moet zoals gezegd een onjuiste voorstelling van zaken zijn voorgespiegeld, én dat moet de reden zijn geweest dat iemand z’n geld afgaf. Daar zat ‘m hier de kneep: in de tenlastelegging was één oplichtingsmiddel opgenomen, hetgeen er op neer kwam dat beleggers hun geld zouden hebben afgegeven op grond van het verhaal dat in het contract stond dat zij met Van den B hadden afgesloten. Maar dat díe voorspiegeling hen ook had overgehaald om hun geld aan hem af te geven, bleek niet uit hun verklaringen, aldus de rechtbank. Dus volgde vrijspraak.
Verduistering?
Wanneer van oplichting geen sprake is, kan eventueel van verduistering sprake zijn, bijvoorbeeld in die gevallen dat de verdachte op een later tijdstip besloot om het geld aan zichzelf te besteden. Dat was hier gebeurd, maar toch werd van den B ook van de verduistering vrijgesproken. De rechtbank kon wel vaststellen dat de verdachte bedragen privé heeft aangewend, maar was niet in staat om dit telkens te koppelen aan het concrete geld van een specifiek in de tenlastelegging genoemde persoon. Ja, er was dus verduisterd, maar van wie was dit geld nu telkens?
Wel achtte de rechtbank bewezen dat Van den B beleggingsdiensten had verleend zonder vergunning, hetgeen verboden is onder de Wet Financieel Toezicht. Tevens werd valsheid in geschriften bewezen.
En ondanks het feit dat de verduistering niet kon worden bewezen, werd toch bewezen dat de verdachte de gelden die hij voor zichzelf had gebruikt, had witgewassen. Ook al kon niet worden geduid van wie ze waren, de gelden waren wel van verduistering, en dus van misdrijf, afkomstig.
Kennelijk was niet de vraag aan de orde of niet ál het geld, als je het zonder vergunning aantrekt, moet worden geacht van misdrijf afkomstig te zijn.
De straf?
240 uur werkstraf, en een jaar gevangenisstraf waarvan 167 dagen voorwaardelijk. Het OM had 5 jaar geëist.