Het nieuwe ontslagrecht: ontslag op staande voet
Vorige week is in dit feuilleton de oproepovereenkomst onder het nieuwe recht toegelicht. Deze week staan we stil bij ontslag op staande voet. De wijze waarop een werknemer een aan hem verleend ontslag op staande voet kan aanvechten, wijzigt met de wet Werk en Zekerheid.
Huidige situatie
Onder het huidige recht kan een werknemer een ontslag op staande voet binnen zes maanden door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. In de praktijk gebeurt dit vaak door een briefje van de werknemer, waarin hij laat weten het niet eens te zijn met het gegeven ontslag op staande voet en verzoekt tot doorbetaling van zijn loon. Indien onzeker is of het ontslag op staande voet terecht is gegeven, treden werkgever en werknemer na zo’n briefje vaak met elkaar in overleg om een schikking te treffen.
Onder het huidige recht geldt de hoofdregel: geen arbeid, geen loon. Deze hoofdregel gaat echter niet op als de werknemer geen arbeid heeft kunnen verrichten als gevolg van een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt. Van deze uitzondering kan gedurende de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst schriftelijk ten nadele van de werknemer worden afgeweken. Na zes maanden kan hiervan slechts bij cao ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
In de praktijk wordt van deze afwijkingsmogelijkheid veelvuldig gebruik gemaakt in oproepovereenkomsten, zodat een oproepkracht gedurende de eerste zes maanden geen aanspraak kan maken op loon als hij niet wordt opgeroepen. In cao’s kan een dergelijke afwijkingsmogelijkheid voor langere duur worden overeengekomen. Hierbij kunt u ook denken aan een cao-bepaling waarin is geregeld dat een werknemer tijdens schorsing geen recht heeft op loon. Een dergelijke cao-bepaling geldt uiteraard niet alleen voor oproepkrachten.
Nieuwe situatie
In het nieuwe ontslagrecht vervalt de mogelijkheid van de buitengerechtelijke vernietiging. De werknemer kan uitsluitend nog de kantonrechter om vernietiging van het gegeven ontslag verzoeken. Het idee achter deze wijziging is dat dan snel duidelijk is of de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Dit leidt ertoe dat een werknemer eerder moet besluiten om een juridische procedure te starten.
Andere wijziging
Nog een andere wijziging. Indien een werknemer, onder het huidige recht, meent ten onrechte op staande voet te zijn ontslagen, kan hij er voor kiezen om niet het gegeven ontslag te vernietigen maar een schadevergoeding te vorderen wegens een onregelmatig en kennelijk onredelijk ontslag. “Onregelmatig” aangezien de opzegtermijn niet in acht is genomen en “kennelijk onredelijk” omdat er geen gegronde reden is voor het ontslag.
Omdat de kennelijk onredelijk ontslagprocedure onder de wet Werk en Zekerheid komt te vervallen, kan in het geval van een ten onrechte gegeven ontslag op staande voet niet langer een “volledige schadevergoeding” worden gevorderd. Straks wordt in de wet zelf geregeld op welke vergoedingen aanspraak bestaat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft dan aanspraak op een vergoeding voor het niet in acht nemen van de opzegtermijn en op de transitievergoeding. Daarnaast kan de rechter nog een billijke vergoeding toekennen indien het ontslag ernstig verwijtbaar is aan de werkgever.
Save the date: 12 juni 2014
Noteer 12 juni a.s. alvast in uw agenda! Wij ontvangen u graag om 14.30 uur op ons symposium waar wij samen met o.a. prof. Ruben Houweling (Grondslagen van modern arbeidsrecht) stilstaan bij de gevolgen die deze ingrijpende wetswijziging voor u heeft. Zo komt u volledig beslagen ten ijs.
Schrijf u direct in! (Gesloten)
Gerelateerde artikelen
Dit artikel is geschreven door Sandra van Steekelenburg.